Peter van der Heijden en Paul Vendel hebben in de uitnodiging tien woorden aaneengeregen tot een zin die de verwantschap van hun beider werk beschrijft:
“Fascinatie voor structuren, natuurlijke en natuurkundige fenomenen als kristalvormen, algen, koralen, hemellichamen en moleculen,”
Ik gok dat “structuren, kristalvormen algen en koralen” van Peter van der Heijden komen en Paul Vendel koos denk ik voor “natuurlijke en natuurkundige fenomenen hemellichamen en moleculen”.
Van der Heijden is de man van structuren en patronen. Het grootste deel van zijn artistieke leven is hij in een heftige interactie met de natuurlijke historie verwikkeld die hij voor boeren, arbeiders en kunstliefhebbers verklaart. In zijn werk komt de 19 eeuwse wonderkamer terug en is de natuur onderwerp, verzamelobject en Medium tegelijk. De natuurlijke diversiteit van patronen en typologieën wordt nog gekwadrateerd door de turbo van het internet-zoeken er op los te laten.
Vendel is meer de man van de processen en de emergente orde die daar uit voort komt. Gewoon beginnen te werken en zien waar je uitkomt. Een mooi werk van hem begon met een speelgoed kraan voor zijn zoontje en eindigde in een enorme meer dat drie meter hoge structuur. De orde die oprijst uit het combineren en recombineren van kleine elementen.
Tezamen dekken zij op onbescheiden wijze ongeveer het gehele spectrum van de moderne natuur- en scheikunde + de evolutiebiologie af.
Samen een zin maken is nog gemakkelijk. Een volgende opdracht zou zijn het gezamenlijk kiezen van een dier dat emblematisch kan zijn voor hun beider werk. Als we nu Peter en Paul aan deze opdracht zouden zetten stuurt dat deze openingshandeling te zeer in de war. Dat kost te veel tijd. Dus laat mij het even doen. Een wilde speculatie natuurlijk maar ik denk, dat ze, na enige deliberatie, zouden uitkomen op de Prieelvogel.
Prieelvogels zijn de meest fervente verzamelaars van het dierenrijk, wat Peter van der Heijden zou aanspreken, en bouwt prachtige ruimtelijke structuren uit takjes, de Prieeltjes, waar Paul Vendel als een blok voor zou vallen.
Hoe werkt een Prieelvogel? De mannetjes maken een Prieel, een soort gang van takjes, waarvoor allerlei objecten zijn neergelegd. Het mannetje staat aan de ene kant van het Prieel en gooit interessante objecten langs de opening om de aandacht van het vrouwtje te trekken. Alles kan hiervoor dienen, botjes, steentjes, maar vooral gekleurde objecten van bloemen tot kroonkurken en wasknijpers aan toe worden ingezet in deze verleidingschoreografie.
Maar welke Prieelvogel moeten ze kiezen? Er zijn volgens het boek The Bowerbirds of the World, dat vast bij Peter in zijn bibliotheek staat, wel zo’n tweehonderd soorten.
Hier schiet gelukkig de wetenschap te hulp: lezing van het artikel van ene Kelley, getiteld Illusions Promote Mating Success in Great Bowerbirds in Science van 20 January 2012: pagina 335-338. zou de doorslag geven en de keuze laten vallen op de Grijze of Grote Prieelvogel uit Australië.
Deze Prieelvogel, Bowerbird in het Engels, sorteert namelijk ook nog zijn verzamelde voorwerpen naar grootte. De kleinste voorwerpen dicht bij de opening van zijn prieel de grootste zo over mogelijk daarvan af.
Hij creëert daarmee een vals perspectief waarmee tot nu toe alleen architecten en kunstenaars bekend leken. Het resultaat is stunning en doet niet onder voor het geforceerde perspectief, de prospettiva forzata, die Palladio bouwde in zijn Teatro Olimpico in Vicenza.
Overbodig om in dit gestudeerde gezelschap te vertellen dat natuurlijk iedere suggestie dat deze vogel een mooie en romantische illusie creëert een 100% menselijke projectie is die verklaard moet worden door de evolutionaire voordelen die het biedt. De visuele illusie zou, zo suggereren de onderzoekers, de aandacht van de vrouwtjes vogel net even langer kunnen trekken dan een slecht gearrangeerd en niet gesorteerd straatje naar het prieel.
Moderne cultuurhistorici houden ons voor dat wat wij Natuur noemen tenminste voor een deel een menselijke constructie is. Postmoderne sociologen houden zelfs vol dat er tussen cultuur en natuur sprake is van een vrijwel constante onderlinge beïnvloeding. In de termen van Donna Haraway levert dat Cyborgs op, de mens-machine systemen als gevolg van de medische wetenschap. Bruno Latour spreekt van de permanente constructie van hybriden en wijst ons bijvoorbeeld op het sociaal en in taal geconstrueerde karakter van zaken als het ‘gat in de ozonlaag’ of de ‘zure regen’ die in de normale wetenschap tot een natuurlijk verschijnsel wordt gereduceerd. Kortom natuur en cultuur zijn in de ogen van deze 21ste eeuwse sociale wetenschappers elkaars coproducenten.
Waarom zouden we dan niet nog een stap verder zetten? Laten we ons mens-gecentreerde standpunt loslaten om de Grijze Prieelvogel te gunnen dat hij vanuit de hoek van de natuur echte cultuur produceert.
Toegegeven, Prieelvogelcultuur, maar toch. Laten we deze culturele doorbraak uit het dierenrijk voor het gemak aanduiden met het woord Nultuur. En met goed zoeken zal het bij nader inzien wemelen van de Nultuur.
Aan de andere kant van het spectrum kunnen we ons zelf het standpunt toe staan dat Cultuur, of we dat nu met een hoofdletter of kleine letter c spellen, ons geweldige evolutionaire voordelen heeft geboden maar ook toegeven dat onze Cultuur een onvervreemdbaar deel van de Natuur is. Laten we dit, om redenen van symmetrie aanduiden met de term Catuur.
Net als lichaam en geest niet te scheiden blijken te zijn en juist in hun geheimzinnige samenwerking het succes van onze diersoort hebben bepaald zijn Catuur en Nultuur de zichtbare en doelbewuste uitingsvormen van een oneindig rijk spectrum van de levende en zelfs de dode materie van onze planeet.
Kunstenaars als Peter van der Heijden en Paul Vendel werken in deze fascinerende tussenwereld en zijn door de artistieke concentratie van hun werk, als waren zij sjamanen, in staat ons in contact te brengen met het wezen, van wat we, om verwarring te voorkomen, het “niet humane” zullen noemen.
Als u zich openstelt en goed kijkt, zult u deze ervaring deelachtig worden. Net als bij die beroemde 3D ansichtkaarten, eerst zie je het niet en dan plotseling wel, vraagt het niet om concentratie maar juist het omgekeerde. Uiteindelijk ziet u zowel Nultuur als Catuur. Veel succes en veel plezier!
Smaak
Xandra de Jongh
2011
Kunstenaar Paul Vendel maakte voor de enorme vide in het nieuwe kantoorgebouw van de Belasting in Doeitinchem een vier meter hoge sculptuur. Drie meter zwevend boven de grond doet het silhouet van het transparante, flesgroene beeld denken aan de langgerekte wervelkolom van een onbekend wezen. Of een enorme liaan van geregen insectenvleugels. In het stationsgebied van Doetichem staat het gloednieuwe kantoorgebouw van de Belastingdienst. Het kantoor is een samenvoeging van een aantal kleinere, regionale vestigingen. Het gebouw is voorzien van flexibele, niet persoonsgebonden werkplekken. De wit gepleisterde vide in het entreegebied vormt het verkeersknooppunt van het gebouw, wie in het gebouw ergens moet zijn komt hier langs. De liften bevinden zich ook hier en werkplekken kijken erop uit. In die zin vormt het een optimale locatie voor een kunstwerk: aan publiek geen tekort en het werk is bovendien vanuit verschillende gezichtspunten te zien. Voor de vijftien meter hoge vide maakte de Amsterdamse kunstenaar Paul Vendel een sculptuur van vier meter lang die drie meter boven de grond hangt. Op het eerste gezicht doet de vorm denken aan een langgerekte wervelkolom. Vanuit een ander gezichtspunt roept het de associatie van een in de lucht zwevend varenblad op. Dichterbij zie je hoe het werk letterlijk in elkaar steekt. Geregen aan een ‘ruggengraat’ van aluminium schijfjes bevinden zich 21 groenkleurige plakken van een doorzichtig materiaal. De transparantie van het materiaal wordt versterkt door de lichtinval vanuit de enorme glaspui in de ruimte.
De plakken aan de uiteinden van de sculptuur hebben de grootte van een schaakbord, de grootste in het midden heeft de omvang van een tafelblad. In de plakken, die bijna twee centimeter dik zijn, is een vijfhoekig patroon van zinkstrips gelast. Het levert de aanblik op van aan een zilveren draad geregen insectenvleugels. Groeipatronen Die visuele connectie met patronen uit de natuur komt niet uit de lucht vallen. Paul Vendel (1964) maakt in zijn werk vaker gebruik van (verborgen) structuren uit de natuur en de chemie. Niet zelden met opmerkelijke materialen en vaak in de openbare ruimte. Zoals de zeven ‘cocons’, gemaakt van 12.500 roestvrijstalen lepels, die als het ware als gesmolten bijenkorven om de takken van bomen werden gedrapeerd. Het werk ‘Cordon sanitaire’, geplaatst in een vijver in de tuin van een verzorgingstehuis, is een enorme verzinkte stalen bol met stekels. Over de stekels zijn 194 wastafels door het afvoergat gestoven. Het is alsof je kijkt naar een reuze zee-egel die oprijst uit een bakje water. En ook ‘Zwerm’ is zo’n werk van Vendel waarin groeipatronen uit de natuur een hoofdrol lijken te spelen. Een imposante constructie, letterlijk een ‘zwerm’ van roestvrij stalen sprieten die, geplaatst op de hoek van een Amsterdamse weg, als een dicht opeen gepakt scherm van vogels uitwaaiert in een vlucht naar boven. Anderen zien wellicht het moleculaire patroon van een plots oprukkende windhoos. Dat de sculptuur voor de Belastingdienst de vorm van een wervelkolom heeft is eigenlijk onbedoeld. Ook groeipatronen van steden hebben namelijk de fascinatie van Vendel. Inhoudelijk diende voor dit werk de stadsplattegrond van het oude centrum van Doetinchem ter inspiratie, evenals de plattegrond van het nieuwe onderkomen van de Belastingdienst. Het gegeven dat het gebouw geen hiërarchische indeling van kantoren kent maar flexplekken, wordt min of meer vertaald door de transparante plakken van de sculptuur. Maar Vendel werd evengoed geïnspireerd door plakjes komkommer, plakjes steen, glas-in-lood ramen en libellenvleugels. Een ratjetoe van groeivormen en structuren kortom, die bij Vendel altijd als eerste het licht zien in een computeranimatie. Deze animaties worden uitgevoerd door zijn partner Sandra de Wolf waarmee de kunstenaar voor elk van zijn werken vanaf het concept samenwerkt. Revolutionair Voor de sculptuur in Doetinchem maakte Vendel gebruik van een voor de kunst revolutionair materiaal. De doorzichtige plakken zijn gemaakt van Pur (niet te verwarren met het bekende Purschuim), een nieuw materiaal dat tot nu toe voor industriële toepassingen werd gebruikt. Het materiaal kent een aantal grote voordelen ten opzichte van het in de kunst veel gebruikte polyester en epoxyhars. In het werkproces komen geen giftige oplosmiddelen vrij, het materiaal is UV bestendig en wordt op lange termijn niet bros.
Een ideaal materiaal dus voor kunsttoepassingen. Zelf werkte Vendel in het verleden ook met polyester. Zoals de sculptuur ‘Koos’, een naakte man van transparant polyester met ingegoten vlinders. Overigens een werk met een roerige geschiedenis. De sculptuur was bedoeld als onderdeel van een groep van zeven beelden op het terrein van een zorginstelling in het Utrechtse Maartensdijk. Het werk werd echter door de SGP gedomineerde gemeenteraad afgekeurd wegens aanstootgevende naaktheid. Kinderen zouden er “trekkende gedachten” van krijgen. Met deze opmerkelijk ongelukkig gekozen formulering bedoelde de SGP te vrezen dat kinderen door het beeld naar het wereldse leven zouden worden getrokken. Uiteindelijk stond ‘Koos’ dertien jaar in het atelier van Vendel voordat het begin 2010 een plaats op het dak kreeg van een ouderencomplex in Diemen. De nieuwe locatie bleek een stuk wereldser dan Maartensdijk. Een vrouwelijke bewoner merkte tijdens de onthulling op dat Koos maar een kleintje had. De vier meter lange sculptuur in Doetinchem zal weinig aanstoot geven maar is wel op een andere manier opzienbarend. Voor het werk in Doetinchem ontwikkelde Vendel samen met een chemicus een speciale variant van het Pur geschikt voor kunsttoepassingen. Het materiaal – van origine bruin - is doorzichtig en brandbestendig – het laatste een belangrijke eis van de opdrachtgever - gemaakt. Vendel is erg enthousiast over de bruikbaarheid van het nieuwe materiaal. Vooral het feit dat je niet langer in aanraking komt met giftige oplosmiddelen die vrijkomen vindt hij een groot pluspunt. Inmiddels wijst hij ook collega-kunstenaars die met polyester en epoxyhars werken op het bestaan van het nieuwe alternatief. Xandra de Jongh 2011
Een gevleugelde groene ruggengraat
Artikel in KM
door
Harald Schole
In het trappenhuis van het nieuwe belastingkantoor in Doetichem hangt een groen transparant beeld. De groene horizontale delen bestaan uit pur-giethars, een transparante giethars, die nog niet zo lang op de markt is. Het was één van de redenen om Paul Vendel (1964), de maker van het beeld, naar zijn ervaringen te vragen.
De adviseur van de Rijksgebouwendienst voor kunstopdrachten, Hans van den Ban, benaderde Paul Vendel om een kunstwerk voor het nieuwe belastingkantoor te maken, denkend aan lucht, licht en ruimte. Voor de kunstenaar een vertaling van de transparantie die een overheidslichaam kenmerkt.
Het bedrijf Facilicom Bedrijfsdiensten BV, vertegenwoordigd in deze door Aukje van Arkel, trad namens de Rijksgebouwendienst als opdrachtgever op binnen de PPS (Publiek Private Samenwerking) constructie, waar de kunstopdracht onderdeel van uit maakt.. Dat resulteerde in onverwachte randvoorwaarden zoals een schriftelijk verklaring omtrent brandveiligheid, aanduiding van het gewicht tot op een tiende van een kilo, gecertificeerde brandveiligheidverklaringen over het gebruikte materiaal, gecertificeerde kabels ten behoeve van de ophanging, oppervlakte gegevens, mate van transparantie, een onderhoudsplan en advies met betrekking tot het regulier schoonmaken.
De nadruk op al de materiaaltechnische criteria leidde tot een onderzoek naar een materiaal dat meerdere kwalificaties in zich kon verenigen. Paul Vendel zegt: ’zet me onder druk en het wordt beter’.
Oervormen
Het werk van Vendel kenmerkt zich door natuurkundige oervormen en structuren die zich lijken te herhalen. In zijn werk is een minutieuze ambachtelijkheid verborgen. Materialen, technische eigenschappen en ruimtelijke condities wijzen hem de weg. Het werk bezit daardoor een logica en een sterke uitstraling. Vendel hanteert een vormentaal die een schoonheid bezit vergelijkbaar met de ragfijne gietijzeren constructies van botanische kassen uit de negentiende eeuw. In het werk is een groeiproces af te lezen, alsof de kunstenaar de ontstaansgeschiedenis van het werk wil prijsgeven. Vele kleine bijna gelijkvormige onderdelen worden onderling stevig verbonden en vormen samen één groot geheel. Een beeld met een eigen vorm. Dat vele kleintjes een krachtig resultaat kunnen opleveren zal de opdrachtgever waarschijnlijk hebben aangesproken.
Een deel van de ruggengraat wordt gemaakt.
Hoewel het belastingkantoor in 2011 officieel in gebruik wordt genomen, is het kunstwerk een paar maanden voor die tijd al geplaatst. Het kunstwerk hangt centraal in het gebouw, bij de lift, in de vide van het trappenhuis en is zowel vanuit het openbare publieksgedeelte als vanaf de kantoorverdiepingen zichtbaar (oplettende kijker uit de trein ziet hem ook hangen!
De licht gekromde vorm van het kunstwerk toont zich als een ruggengraat en laat zich lezen als het belang van de Belastingdienst voor onze maatschappij.
Ontwerp
Paul Vendel had verschillende associaties bij het maken van zijn ontwerp: libellenvleugel, schijfje komkommer, plakje kristalsteen, groen glas-in-loodraam uit moskee, plattegronden, zeepbel, draadglas, honingraat, sociale structuur van een kantoor, stadsplattegrond van Doetichem.
Het kunstwerk bestaat uit een stapeling 21 groen transparante horizontale schijven met een inwendige structuur waar een deel van de stadsplattegrond in is opgenomen. Tussen de schijven zijn conische koppelstukken aangebracht. Het geheel is inwendig door rvs draadeinden, met elkaar verbonden.
De 150 mm hoge koppelstukken bestaan uit een stapeling ongelijkzijdige vijfhoekige aluminiumplaten van elk 10 mm dikte. De aluminiumpunt en de staart zijn verlengd en lopen spits toe. Smederij van Rijn in Hazerswoude verzorgde het uitsnijden en het op elkaar lassen van de aluminium vijfhoeken.
De platen pur-giethars zijn met inbusbouten aan het aluminium verbonden.
Vendel maakte eerst een één op één model van hout om de kromming van het ruim vier meter hoge werk te kunnen bepalen en fixeerde vervolgens met draadeind, M10, de vorm. Het draadeind ondersteund inwendig op vier plaatsen de horizontale platen giethars, zodat het hele gewicht niet op de onderste plaat drukt. Het totaal gewicht van het kunstwerk is185 kilo.
Het licht weerkaatst zachtjes op de groene schijven en het werk geeft een licht diffuse schaduw op de muur van de liftschacht. De groene kleur is afgestemd op wensen van de architect, Stephan Valk.. De transparante schijven geleiden het licht en ondanks het flinke formaat, de grootste schijf is bijna 1.50 bij 1.50, wordt de lichttoetreding nauwelijks verminderd.
gietharsen
Gietharsen behoren tot de familie thermoharders, dat zijn kunststoffen waarbij tijdens de fabricage een chemische reactie plaatsvindt, waardoor de moleculen een ruimtelijk netwerk gaan vormen en er warmte vrijkomt.
De andere familie kunststoffen zijn de thermoplasten, die worden onder invloed van warmte week en smelten.
Er zijn epoxyharsen (EP), polyester- (UP) en polyurethaanharsen (PUR).
De firma Intercol levert sinds enige tijd transparante polyurethaan gietharsen, kortweg pur-hars genoemd. Het zijn duurzame, oplosmiddelvrije, transparante polyurethanen, die geschikt zijn voor toepassingen in de openbare ruimte.
Intercol, een groothandel van kunststoffen, was eerst huiverig om aan een kunstwerk mee te werken. Vendel overtuigde Intercol dat hij het werk met kunststoffen aankon door afbeeldingen van ‘Koos’, een levensgroot massief polyester beeld, geplaatst bij een verzorgingshuis in Diemen, op te sturen. Het bedrijf verzorgde vervolgens het contact met Ron Drost, van DCC een chemicus in Veenendaal, die voor de distributie van kleinere hoeveelheden de grondstoffen overgiet.
Vendel kreeg proefjes pur van Intercol, van flexibel als een gummetje tot zo hard als glas.
De kunstenaar koos vanwege de hoge brandveiligheidseisen voor PUR550, een vlamdovende versie, die door de brandwerende vulstof minder hard is. Het materiaal blijft even transparant, maar de oppervlakteglans is bij PUR550 wel minder dan bij PUR490, de extra harde variant.
Uit het wetenschappelijk blad van Intercol: Omdat de A component opgebouwd is uit polyesterpolyolen *) en het B component bestaat uit alifatische **) isocyanaten ***), absorbeert het polyurethaan dat hieruit ontstaat geen (UV)licht. De uitgeharde polyurethanen zijn hierdoor ongevoelig voor zonlicht, waardoor ze niet verkleuren of vergelen.
Inwendige structuur
Vendel maakte van een strip zink de inwendige structuur van de pur-platen. Het is gestart met een stukje plattegrond van Doetinchem en verder is het een groeiproces van vijfhoeken. De ongelijkmatige zijden geven eerder een natuurlijk proces dan een mathematische berekening aan. De oorspronkelijke lijntekening van de inwendige structuur werd in de computer keer op keer naar het gewenste formaat vergroot. 21 keer soldeerde de kunstenaar stukken 8mm strip tot een grote ‘vleugel’. Er zijn bovendien een aantal als reserve gemaakt.
Bij Ron Drost, werden de contouren van de gietvorm met strook zink van 20mm uitgezet. Plexiglas als ondergrond leverde een strak glanzend oppervlak van het gietsel op. Het nadeel was dat de zuigkracht tussen het plexiglas en pur zo groot is dat het plexiglas bij verwijdering brak en niet hergebruikt kon worden. Het zou een te kostbare methode worden en het alternatief een ondergrond van polypropeen (PP) plastic, zonder verder een losmiddel toe te passen, werkte ook.
Na vermenging van beide componenten is de pur eerst troebel. De geltijd of verwerkingstijd is een uur, na anderhalf uur ontstaat een gelatine-achtige massa, die steeds steviger wordt en niet meer verwerkt kan worden. Intercol kan de gelerings- en uithardingstijd op wens van een klant (de grootverbruiker) aanpassen, omgevingsfactoren zoals temperatuur, zonlicht en vochtigheid bepalen ook de geltijd.
De werkruimte was niet geklimatiseerd en bij een paar dagen regen kon er niet gegoten worden, want vocht kan uitharding blokkeren en veroorzaakt luchtbellen of blaasjes op het oppervlak.
De fabrikant hanteert op de datasheets bij de verwerkingstijd een temperatuur van 20 graden.
Pur hardt langzaam uit, na 14 uur werden de objecten gedurende 48 uur in een oven op 40 graden geplaatst. Het hele uithardingproces kan zeker 14 dagen duren.
Per keer werd er 2,5 liter pur aangemaakt. Bij de verbinding van het oplosmiddel met de hars, de polymerisatie, komt warmte vrij. Het proces is reukloos, het oplosmiddel komt niet in de lucht vrij.
Binnen een half uur kan de temperatuur tot 80 graden oplopen en die moet onder controle worden gehouden. Wanneer de temperatuur te snel stijgt ontstaan door interne spanningen barsten en breuken. Na twee uur daalt de temperatuur en bij 20 graden kan een tweede laag van enkele millimeters volgen. De totale dikte van het giethars is 16 mm, zodat de tekening van het zink goed ingepakt zit.
De verwerking luistert nauw - de chemicus legt uit: moleculen gaan bij het uitharden platliggen, staan niet meer recht op zodat een volgende laag niet hecht- , bij een te hoge begintemperatuur ontstaat een te heftige reactie. Om een goede hechting te bereiken moet binnen 24 uur moet een tweede laag worden gegoten.
De mengverhouding harder met hars is bepalend voor de eigenschap, te veel harder maakt materiaal brosser en bij te weinig kan het eindproduct stroperig blijven.
In component A werd steeds vooraf een paar druppels kleurstof toegevoegd en dat was in één keer het goede glasgroen.
Uit de test met een kartonfiguratie in combinatie met giethars blijkt dat door de warmte bij het harden het karton slap wordt.
De combinatie van zinken graatstructuur met giethars levert geen composietmateriaal met extra eigenschappen op. Het zink maakt het giethars niet stijver en verhoogt ook niet de inwendige draagkracht, m.a.w. een grote minder harde plaat kan gaan doorbuigen.
Het schoonmaakadvies van de kunstenaar is eenvoudig, eens per jaar het werk met een lange plumeau afstoffen en eventueel met een zachte niet pluizige doek met gemineraliseerd water (ter voorkoming van kalkresten) het oppervlak afnemen.
Vendel zegt dat hij nu zonder assistentie van een chemicus het materiaal kan verwerken. De componenten kunnen eenvoudig met een boormachine machinaal rustig worden gemixt en het mengsel moet om luchtbellen te voorkomen wel door een vacuümmachine worden gehaald.
Hij raadt een veiligheidsbril en bovendien een mondkapje aan om contact van ademdamp op het oppervlak te voorkomen, want elke watermolecuul levert bij wijze van spreken een luchtbelletje op. Met het oog op een mogelijke allergische reactie met als gevolg astmatische klachten bij intensief verbruik van isocyanaat ( PUR G ) ***) is een professioneel masker aan te raden. En ook handschoenen want isocyanaat kan door de huid dringen en zo allergie veroorzaken.
voor- en nadelen
Ten opzichte van glas heeft kunststof een gunstiger gewicht. Het soortelijk gewicht van pur is 1,1 en van glas is 2,5.
Het chemisch bedrijf van Ron Drost giet vooral objecten van pur in combinatie met aluminium en ledverlichting voor wegmarkeringen. De objecten zijn uv bestendig, ongevoelig voor slijtage en ongevoelig voor inwerking van chemicaliën. Een test in smederij van Rijn gaf aan dat pas bij een druk van 90 ton een plaatje van vier bij vier centimeter uiteen barstte.
Voorbeelden van grotere volumes pur-giethars zijn niet bekend. Het risico dat de lagen onderling niet hechten is een reëel probleem. Het massief polyester beeld ’Koos’ dat in Diemen staat zal Paul Vendel niet in polyurethaan uitvoeren.
koos in diemen
Pur-giethars wordt als regel gebruikt voor kleine objecten zoals stekkers en voor het ingieten van transformatoren omdat er geen vocht doorheen dringt.
Omdat water het hardingsproces beïnvloedt kunnen alleen droge materialen worden ingegoten.
Vanuit milieuoogpunt is er een minpunt, het gaat levenslang mee en is niet recyclebaar. Pas bij hoge temperaturen, boven de 400 graden, valt het uiteen.
Pur-giethars heeft minder dan één procent krimp, vergeeld niet, is vormvast en reukloos bij verwerking.
Epoxy- en polyesterharsen zijn minder stevig, bezitten een betere onderlinge hechting, maar zijn minder warmtebestendig en moeten met een uv-lak worden beschermd. Polyester heeft zes procent krimp en vraagt bij verwerking om zorgvuldige veiligheidsmaatregelen.
In vergelijking met de andere harsen kan pur-giethars een brede range van kwaliteiten bezitten, het wordt daarom wel het programmeerbare hars genoemd.
Paul Vendel besluit: ‘voordelen en beperkingen van materialen zijn mede bepalend voor het eindresultaat, dat is een natuurlijk proces.’
Harald Schole is beeldend kunstenaar, redactielid van kM en onafhankelijk adviseur kunst en openbare ruimte.
Het manuscript oogt als een blok versteende zandwoestijn met sedimentaire gelaagdheid als bladzijden van een nat geworden boek. Het bevat ook een glas, dat tot de rand gevuld met water, op een afgesproken plek wordt geplaatst. Er openbaart zich vervolgens een wonder in de vorm van een monumentaal draaikolkje.De 'afgesproken plek' is het enige zichtbare detail in de zandvlakte en lijkt op een verchroeide ufo-landingsplaats. Welk verhaal nu precies verteld wordt is prettig onduidelijk maar talloze associaties dringen zich op: De woestijn als locatie van veel Bijbelse plagen, maar ook Bijbelse wonderen en verschijningen die meestal plaatsvonden in verstilde eenzaamheid van de aanschouwer. Of betreft het hier een fata morgana die in zijn spiegeling eindeloze watervlakten kan toveren. De titel: NGC 5194 of M 51, gegoogled op computer, levert als resultaat een fraaie spiraalnevel, de M 51 Whirlpool Galaxy. Hier ontvouwt zich de ware afmeting van manuscript 0182. De woestijn als mooiste plek om de onmetelijke sterrenhemelen te ontwaren en bestuderen. Is ieder watermolecuul zelf een galaxie waar op zijn minst op één planeet ook sprake is van leven. De draaikolk als 'eye of the believer'.
NB:Een andere NGC, namelijk NGC 5195 is in 2012 speciaal gemaakt voor Nies Medema en Douwe van den Berg
In de polder wordt het proppen met de kunst.
HENRICO PRINS
16 december 1994
Als er geen modder ligt, ligt er stront. En waar toevallig geen stront is, glij je door de blubber. In deze drassige dagen is de Flevopolder tussen Almere en het Muiderzand een wel erg bizarre plek voor een tentoonstelling....
Het is een vervolg op het vorig jaar gehouden uitwisselingsproject Exchange/ Moskou. Dezelfde deelnemers verrijkten de 'openbare ruimte' in de Russische hoofdstad met kunst. Vooruitlopend daarop hingen Vincent de Boer, Paul Vendel en Michiel Voet de wanden van een Moskouse galerie vol met roebel-biljetten. Tussen dat geld viel eerst nog het woord 'son' te lezen, Russisch voor 'droom'.
Kort na de opening stond er helemaal niks meer: dankbaar waren kunstminnaars aan het plunderen geslagen.
Voor een herhaling van die gebeurtenis hoeven ze in de polder niet zo bang te zijn. De in een paar weken tijds opgetrokken datsja - in Rusland is dat een buitenhuisje - oogt sjofel. Hetzelfde geldt voor een aanpalende barak met veel ramen. Een houten toren van zes meter hoog bepaalt het beeld, je ziet de gebouwtjes van kilometers afstand opdoemen - niet zó vreemd, verder is er vooral gras en grond.
De toren vormt de jongste aanwinst in het oeuvre van Michiel Voet, die donderdagmiddag in zijn bestelbusje aan komt stuiven, verhaalt over een lekke autoband en de smak die hij met zijn fiets maakte en de gekneusde rib die daarvan het gevolg is. Maar verder gaat het goed.
Zijn toren, hoe moeten wij die duiden? 'Ik wilde', zegt Voet, 'een punt maken waar je je bewust bent van het niveau waarop dit ligt. Je kijkt tegen een dijk aan, maar op de toren kun je Amsterdam zien en het water. We zijn hier op de zeebodem. Daar mag verwondering over bestaan.' Hij vangt die verwondering van bezoekers bovenin de toren op met microfoontjes (ssst, niet verder vertellen alstublieft) en laat hun gesprekken horen in de datsja.
Daar, naast een degelijke potkachel, is Koos Dalstra nog bezig met - ja, met wat eigenlijk? Samen met Marion van Wijk werkt hij aan een schommelend geval, kijk maar: 'Je kunt erin liggen en als je het op de kop zet heb je een brug.' Blauw is het, en rood en geel, maar dat klopt ook weer niet helemaal, hij gaat schuren en ziet wel wat ervan komt. 'Ik ben eigenlijk ook geen kunstenaar, ik ben dichter.'
In de andere barak staat een bord van Joeri Leiderman. 'Mobiele standplaats voor het losmaken van de veters van de bewoners van het Centraal Imperium', luidt het opschrift. Hij heeft er urenlang mee rondgezeuld in Amsterdam. Welgeteld twee voorbijgangers lieten de knopen uit hun schoenveters halen. Die reactie - of, liever gezegd, het gebrek aan reactie - moet hem danig zijn tegengevallen.
Misschien hebben ze daarom wel voor zo'n onherbergzame plek gekozen. Misschien zal het publiek dat zijn weg naar de datsja vindt ('A6 richting Almere, afslag Muiderzand, rechtsaf de Pampusweg op, dijk volgen, weer rechts naar de Pampushavenweg, rechtsaf Brikweg, rechtsaf Lawsonpad', enfin, zo'n routebeschrijving dus) makkelijker met zich laten sollen dan de doorsnee-passant in Amsterdam.
'Hebben we eerst ook wel aan gedacht hoor, aan Amsterdam', vertelt Vincent de Boer, een van de curatoren. 'Maar we wilden niet iets op pleinen en straten, zoals in Moskou. We zochten een echte vrijplaats, en de datsja is het beeld dat daarbij past. Ver van het stadsrumoer, en tegelijk dicht bij de stad.'
Het wordt wel proppen straks. Tekenaar Zjora Lititsjevski, die 'iets gaat doen met een trap en het Russische equivalent van Pinokkio', zegt: 'Ik heb nog nooit met zoveel mensen in zo'n kleine ruimte gewerkt.' En al die mensen moeten elkaar ook nog eens zien te begrijpen. De sfeer is niet altijd even vrolijk geweest, vindt Lititsjevski, maar het gaat beter en ze hebben nog niet gevochten. Veel collega's leggen trouwens gewoon in Amsterdamse ateliers de laatste hand aan hun werk. Michiel Voet: 'Ja, die datsja had wat meer als ontmoetingsplek gebruikt moeten worden. Maar de verstandhouding is goed.'
Exchange/ Datsja, van 17 december tot en met 6 januari nabij het Muiderzand. Geopend van woensdag tot en met zondag, 11 tot 19 uur.